Nederland, onderwijsland.

Nieuwe, hippe rugtassen worden door de postbode bezorgd. Tweedehands boeken die nog net niet van ellende uit elkaar vallen worden afgestoft. Fietsbanden worden te laat opgepompt. En ouders haasten zich met klotsende koffiebekers door de Kiss & Ride.

Kortom, de scholen zijn weer begonnen.

Maar waar sturen we kinderen eigenlijk dagelijks naartoe terwijl wij ons best doen om die rugtassen, koffie en schoolboeken voor elkaar te boksen bij onze 9 to 5 baantjes? Wat leren ze vandaag de dag, en zijn ouders daarvan goed genoeg op de hoogte?

Iedereen weet het, iedereen heeft het erover, maar er gebeurt eigenlijk niets: Het onderwijs in Nederland laat momenteel veel te wensen over, en hoe dat precies komt is lastig te achterhalen. Een gecompliceerde mengeling van vele verschillende factoren ligt ten grondslag aan de staat van het Nederlandse onderwijs op dit moment. En dat maakt het nog moeilijker om de kwaliteit weer op te krikken.

Waar een wil is, is een weg, lijkt hier helaas niet op te gaan.

Scholengemeenschappen, onderwijspersoneel, ouders, en het Ministerie van Onderwijs willen namelijk maar wàt graag dat kinderen en jongeren in Nederland behoorlijk kunnen lezen, schrijven en rekenen. De kern- en basisvaardigheden die ieder mens nodig heeft om te kunnen fungeren in een maatschappij die ons steeds individualistischer maakt.

Recente onderzoeken, zowel nationaal als internationaal, tonen onherroepelijk aan dat met name de leesvaardigheid van Nederlandse kinderen er bijna disproportioneel op achteruit gaat. Hypothetische oorzaken variëren nogal. De manier waarop kinderen en jongeren eenvoudigweg steeds minder lezen, en ook minder plezier ervaren tijdens het lezen, lijkt de meest waarschijnlijke boosdoener. In de digitale afleidingswereld van VR-brillen, smartphones, TikTok, Netflix en Discord blijft er maar weinig tijd over voor het pakken van een boek. Hoeveel je er ook cadeau krijgt van opa en oma op je verjaardag.

Maar dan hebben we het over lezen buiten school. Hoewel ouders zeker verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkeling van hun kinderen, moet het wegbrengen en ophalen op het schoolplein natuurlijk niet voor niets. Het is aan de school, en in dit geval ook de overheid die zich hierin gemengd heeft, om te zorgen dat lezen wordt gestimuleerd en geleerd. En dat schijnt niet te lukken.

Onderzoek na onderzoek, resultaat na resultaat. Maar er komt weinig van terecht. Het simpelweg verplichten van stil lezen, voor ongeveer een kwartier per dag, lijkt in de praktijk nog altijd het meeste op te brengen. In een over-sociale onderwijswereld waarin woorden als “verplicht” of “moeten” al snel ervaren worden als problematisch, is het moeilijk dit te realiseren.

Een leerling en zijn/haar leesvaardigheid dient niet als prestatie aangemerkt te worden op de checklist van een docent. De leerling is een mens. De intrinsieke motivatie, de prikkel om iets te willen doen, moet bij de leerling zélf vandaan komen. Het is aan de docent die prikkel te identificeren en te benutten. Waar ik destijds een boekenkast in de klas had staan, zodat de nieuwsgierigheid van kinderen werd aangewakkerd, hebben zij nu een I-pad op tafel liggen. En zelden iets anders. Geen kind is hetzelfde, en geen kind heeft dezelfde behoeften. Maar op Nederandse scholen worden ze vaak wél zo behandeld.

Voor kinderen met ADHD is een aparte planning beschikbaar. En de leerling met PDD-NOS heeft een speciaal werkgroepje. En de dyslectische kinderen hebben een ander taalkundig curriculum dan de rest. Maar wel allemaal op dezelfde I-pad, in hetzelfde klaslokaal én met exact dezelfde schooltijden.

De kinderen die geen psychologische, lichamelijke en/of sociale beperkingen hebben, maar “normaal” zijn? Die worden dan ook niet als speciaal, of anders behandeld. Die moeten passen, als another brick in the wall.

Scholen kunnen hier zelf niet veel invloed op uitoefenen, want dergelijke protocollen, omgangsvormen en casussen over hoe een klaslokaal van A tot Z dient te fungeren komen steeds vaker van boven naar beneden dwarrelen. Beginnend bij de VN en de EU, dan naar het Ministerie van Onderwijs, de scholengemeenschappen en uiteindelijk het onderwijspersoneel zelf. De regie lijkt in handen van docenten, maar daar ligt hij beslist niet. Terwijl, ervaren en deskundig als zij zijn, ze deze negatieve ontwikkelingen in het Nederlandse onderwijs misschien wél zouden kunnen omdraaien. Als ze de kans maar eens kregen.

Die kans, die mogelijkheid, waar het Nederlandse onderwijspersoneel al lang op zit te wachten om het heft in eigen handen te nemen, willen wij ze bieden.

Speerpunt 5 in het programma van Samen voor Nederland is in brede zin gericht op de toekomst van kinderen. Op goed onderwijs en minder inhoudelijke bemoeienis van bovenaf. Niet het onderwijs van nu, maar het bovenwijs dat kinderen in Nederland écht verdienen.

Dat is de voornaamste reden dat ik zelf op de kieslijst van Samen voor Nederland zal staan.

 

Denzel Olde Kalter

#FocusOpNederland

Steun ons!